14.6.2019
Artikel

Met welke belegging verdient u nog geld in tijden van nulrente?

De daling van de langetermijnrente maakt het moeilijker beleggingen te vinden waarvan het rendement de inflatie compenseert. Waarin kan u nog relatief veilig beleggen om meer nettorendement te halen dan de stijging van de levensduurte met 2 procent per jaar?

Obligatiebeleggers zitten met de handen in het haar. De Europese Centrale Bank (ECB) kondigde vorige week aan dat ze haar nulrentebeleid langer dan gepland voortzet. Ze belooft dat ze de rente niet verhoogt voor het midden van 2020. Voorzitter Mario Draghi zei zelfs dat een renteverlaging mogelijk is als de economische toestand nog verder verslechtert. Ook Jerome Powell, de voorzitter van de Amerikaanse centrale bank (Fed), maakte duidelijk dat de Fed klaar staat om de rente te verlagen.

Het vooruitzicht op een aanhoudend soepel monetair beleid deed de langetermijnrente de jongste weken sterk dalen. Onder meer de Duitse, Spaanse en Griekse tienjaarsrente bereikten een historisch dieptepunt. Het uitstaand bedrag aan obligaties met een negatief rendement steeg woensdag naar 9.900 miljard euro, berekende de Amerikaanse bank JPMorgan.

Roerende voorheffing

Ook de Belgische tienjaarsrente nadert 0 procent. Wie zijn geld voor 10 jaar toevertrouwt aan de Belgische staat, kreeg daar vrijdag nog 0,15 procent bruto per jaar voor. Trek daar de roerende voorheffing van 30 procent af en je houdt nog 0,105 procent per jaar over. Dat is nog minder dan een spaarboekje dat het wettelijke minimum van 0,11 procent opbrengt als som van 0,01 procent basisrente en 0,1 procent getrouwheidspremie. Als trouwe spaarder of bezitter van staatsobligaties wordt u met andere woorden ieder jaar armer. Het rendement volstaat lang niet om de inflatie van zowat 2 procent bij te benen.

Beleggers verliezen dus koopkracht. Daarom gingen we op zoek naar beleggingen die meer dan 2 procent netto opbrengen, maar tegelijk ook over meerdere jaren risicobestendig genoeg zijn om de inleg niet in rook te zien opgaan.

Obligaties

‘Met obligaties een nettorendement van 2 procent nastreven is een zeer ambitieuze doelstelling’, zegt Dirk Van Praet, obligatiespecialist bij BNP Paribas Fortis. Beleggers moeten bereid zijn een wisselkoersrisico te lopen door te beleggen in vreemde munten. Of ze moeten een hoger kredietrisico aanvaarden. Dat is het risico dat de ontlener zijn obligaties niet terugbetaalt. Bob Maes, obligatiefondsbeheerder bij KBC, waarschuwt: ‘Door het hogere krediet- en muntrisico is diversificatie nog belangrijker dan vroeger.’

Obligaties van groeimarkten in lokale munt zijn met een brutorendement van 6 tot 7 procent aantrekkelijk voor langetermijninvesteerders, zegt Steven Vandepitte, beleggingsstrateeg bij ING. ‘Beleggers kopen dit soort obligaties best via een beleggingsfonds om de risico’s voldoende te spreiden.’ Philippe Gijsels, de hoofdstrateeg van BNP Paribas Fortis, verkiest groeimarktobligaties in dollar boven die in lokale munt. Het wisselkoersrisico is bij die tweede categorie wat lager, maar het rendement ook.

Ook dollarobligaties van bekende bedrijven met genoeg kredietwaardigheid, zoals AB InBev, General Motors en IBM, bieden vaak een nettorendement van meer dan 2 procent. Maar veel specialisten vinden het wisselkoersrisico van dollarpapier te hoog. Maes: ‘We zijn eerder negatief over de dollar en ondanks de hogere rentes zouden we er niet in beleggen. Het dalende renteverschil tegenover de eurozone zal leiden tot een verzwakking van de dollar.’ Vandepitte is het daar niet mee eens. ‘De ECB spreekt over een renteverlaging. Haar monetair beleid zal niet leiden tot een stijging van de euro tegenover de dollar. Wij adviseren te diversifiëren naar dollar.‘

Achtergesteld

In euro bieden alleen achtergestelde obligaties, obligaties met een rommelrating of eeuwigdurende obligaties een nettorendement van meer dan 2 procent. Een achtergestelde obligatie houdt meer risico in, omdat die bij een faillissement of zware financiële problemen pas wordt terugbetaald nadat de gewone schulden zijn afgelost. Een recent Belgisch voorbeeld is de achtergestelde obligatie die de hr-dienstverlener SD Worx in mei lanceerde. De vraag naar de obligaties was veel groter dan het aanbod.

Een paar specialisten vinden achtergestelde obligaties van sommige verzekeraars aantrekkelijk. Van Praet vermeldt als voorbeeld de recente obligatie van de Nederlandse verzekeraar ASR (coupon van 3,375% en vervaldag in 2049). Maes verwijst naar achtergestelde en eeuwigdurende obligaties van de Nederlandse verzekeraar NN (4,5%) en de Italiaanse sectorgenoot Generali (4,6%).

Eeuwigdurende obligaties zijn in principe kwetsbaar. Hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe meer de koers daalt als de rente stijgt. Volgens Maes is dat risico voorlopig beperkt. ‘Gezien we in Europa niet onmiddellijk een rentestijging verwachten, hebben we nu minder problemen met een langere looptijd.’ Nicolas Forest van de vermogensbeheerder Candriam vindt de eeuwigdurende obligatie van Telefonica met een coupon van 4,375 procent aantrekkelijk. ‘Het is een telecomoperator met een sterke kredietkwaliteit.’

Rommelrating

Over obligaties met een rommelrating - uitgegeven door ondernemingen met een lage kredietwaardigheid - is niet iedereen enthousiast. ‘We zijn er niet zo positief over omdat de conjunctuurcyclus al ver gevorderd is’, zegt Vandepitte. Bij een vertraging van de economische groei stijgt het risico dat bedrijven met veel schulden hun obligaties niet terugbetalen.

Ook schuldpapier in Noorse kroon en in sommige Oost-Europese munten is volgens een paar specialisten aantrekkelijk, hoewel hun rendement in lokale munt doorgaans lager is dan 2 procent. Maes verwacht dat de Noorse kroon en de Tsjechische kroon zullen stijgen, waardoor het rendement van die obligaties in euro kan oplopen tot 2 procent of meer. Sommige obligaties in Poolse zloty halen een nettorendement van minstens 2 procent, maar het aanbod van dat papier is beperkt.

Inflatiegelinkte obligaties hebben als doel beleggers te beschermen tegen inflatie, omdat de hoofdsom is gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen. Maar Pieter De Ryck, obligatiespecialist bij de vermogensbeheerder Van Lanschot, merkt op dat die obligaties in de huidige omstandigheden niet koopkrachtvast zijn. ‘De reële rentes daarvan zijn nu veel lager dan nul.’

Genoteerde aandelen

‘Het is voor een belegger onmogelijk zijn koopkracht te behouden alleen met obligaties, tenzij hij uitsluitend investeert in hoogrentende obligaties met een navenant risico’, beklemtoont De Ryck. ‘Je hebt aandelen nodig.’ Voor een dividendrendement van meer dan 2 procent, kunt u bij veel genoteerde bedrijven terecht. Liefst Belgische, want dan betaalt u geen dubbele roerende voorheffing die het rendement fors uitholt. Dit jaar is een schijf tot 800 euro dividenden vrijgesteld van roerende voorheffing.

De coupon die een bank als KBC uitkeert, levert al 4,2 procent netto op. De verzekeraar Ageas brengt 3,5 procent in de kassa. Bedrijven waar de overheid de plak zwaait, zoals Proximus (4% netto) of Bpost (6,9%), horen bij de gulste dividendbetalers. U moet zich wel altijd afvragen of de winstuitkering houdbaar is. Financiële instellingen dragen sowieso een groter dan gemiddeld risico, zoals de financieel-economische crisis heeft bewezen. Bedrijven als Proximus en Bpost keren meer uit dan hun winst, wat op termijn niet houdbaar is. Ook bedrijven met veel schulden dreigen snel in hun coupon te moeten knippen als het eens wat slechter gaat, getuige de dividendhalvering bij AB InBev of de forse verlaging bij de luiermaker Ontex.

Bij sommige bedrijven kan het verleden een leidraad zijn. Vooral ondernemingen met sterke familiale aandeelhouders hechten vaak veel belang aan de dividenden. Solvay zet zelf op zijn website dat het een verlaging van de coupon ‘absoluut wil vermijden’. De chemiegroep slaagde daar de voorbije 30 jaar in. Netto levert Solvay net geen 3 procent op. Bij de monoholding Solvac, die alleen Solvay-aandelen bezit, is dat met 3,2 procent zelfs nog iets hoger.

Holdings

Toch zijn zelfs goed geleide bedrijven met een stevige reputatie en sterke langetermijnvooruitzichten niet zonder risico. Elk bedrijf kan het tij tegen krijgen, of met een plotse crisis, zoals een brand, een aanslag of een frauderende medewerker, te maken krijgen. Alle eieren in dezelfde mand leggen is daarom het slechtste advies dat u kunt krijgen.

U kunt vanzelfsprekend een heel pakket hoogrenderende aandelen kopen. Maar als u zich maar een handvol bedrijven kunt aanschaffen kunt u beter terecht bij de holdings op de beurs. Die beleggen zelf in een pak andere bedrijven, zodat uw risico’s meteen gespreid zijn. De investeringsmaatschappij Gimv haalt met netto 3,2 procent het hoogste dividendrendement. Gimv stopt zijn centen alleen in niet-genoteerde bedrijven, de zogeheten private equity, zodat u met het aandeel meteen toegang krijgt tot een segment dat voor kleine beleggers moeilijk bereikbaar is.

De Brusselse holding GBL levert 2,6 procent netto op. GBL investeert maar in geringe mate in niet-genoteerde bedrijven en focust vooral op participaties in grotere ondernemingen als Adidas, Pernod Ricard of Umicore. GBL koopt meestal grote pakketten, zodat het ook een bestuurder kan aanduiden om de strategie van de participaties mee te bepalen.

De andere holdings leveren minder dan 2 procent netto op, maar namen als Brederode, Ackermans & van Haaren, Sofina of Bois Sauvage hebben de traditie hun coupons ieder jaar te verhogen als er geen ongelukken gebeuren. Hou er wel rekening mee dat holdings weliswaar stabieler zijn dan het beursgemiddelde, maar dat ze ook meeswingen op de vaak manisch-depressieve kadans van de aandelenmarkten. Wie in aandelen investeert, moet de schommelingen erbij nemen en een langetermijnhorizon van minstens zeven jaar aanhouden.

Bakstenen op de beurs

Ook vastgoed levert nog aantrekkelijke rendementen op. Wie het zich makkelijker - en wellicht ook veiliger - wil maken dan zelf een huis, appartement of winkel te kopen en te verhuren, kan terecht bij de 16 gereglementeerde vastgoedvennootschappen (gvv’s) op de Brusselse beurs. De coupons van gvv’s, vroeger bekend als vastgoedbevaks, brengen netto gemiddeld 3,32 procent in de lade. Gvv’s zijn niet immuun voor recessies, maar bleken in het verleden wel beter bestand tegen beurscorrecties. Door de spreiding in gebouwen, zijn ze alvast veiliger dan een investering in één pand.

Alle 16 gvv’s kopen is wellicht wat te hoog gegrepen voor de meeste beleggers. Al betaalt u wel een lagere beurstaks bij aan- en verkoop. Die bedraagt maar 0,12 procent van het transactiebedrag. Voor gewone aandelen is dat 0,35 procent. Met 0,7 procent in totaal bij een aan- en verkoop heft België de hoogste transactiebelasting op aandelen ter wereld.

Als u maar enkele gvv’s koopt, kiest u best voor spreiding in verschillende segmenten. Kantoor- en winkelverhuurders brengen het meeste op, maar die zijn ook het meest onderhevig aan de grillen van de conjunctuur. Stadswinkels hebben bovendien last van de opmars van e-commerce. Vooral in kleinere steden en gemeentes ziet u steeds meer bordjes ‘te huur’ of ‘te koop’ in de winkelstraten.

Leegstand

QRF zag daardoor zijn beurskoers in twee jaar halveren. Baanwinkels liggen wel nog goed in de markt. Bij de primus in dit segment, Retail Estates, staat amper 2 procent van de panden leeg en het bedrijf verhoogt ieder jaar het dividend. Het hoogste rendement krijgt u met 4,69 procent netto bij Warehouse Estates Belgium. Dat heeft een gemengde portefeuille met in hoofdzaak winkels. De concentratie in de regio Charleroi schrikt sommigen wellicht af, ook al is de leegstand beperkt (minder dan 4%).

De specialisten in logistiek vastgoed WDP en Montea verdubbelden in amper drie jaar op de beurs, waardoor hun dividendrendementen zijn teruggevallen tot de laagste in de sector. Leegstand kennen ze amper, terwijl ze tegelijk fors groeien. Dat geldt nog meer voor zorgvastgoed. De rusthuisspecialisten Aedifica en Care Property Invest hebben helemaal geen leegstand. Ze genieten van huurcontracten van 20 jaar of meer, wat de cashflows voorspelbaar maakt. Zowel de logistieke spelers als de zorgspelers trekken hun dividenden gestaag op.

Voor grotere portefeuilles is het interessant enkele projectontwikkelaars op te nemen. Van de vier genoteerde projectontwikkelaars op de Brusselse beurs betaalt alleen Banimmo geen dividend. Dat aandeel is voor rendementsportefeuilles te mijden. De drie andere, Immobel, Atenor en VGP, leveren een gemiddeld nettorendement van 2,4 procent op. Bovendien hebben ze een aanzienlijke ontwikkelingspijplijn, zijn ze nog schappelijk gewaardeerd, en zijn de operationele cijfers uitstekend. De dividenden stijgen de komende jaren hoogstwaarschijnlijk.

Voor alle drie zijn de vooruitzichten goed. Atenor legt zich vooral toe op Centraal-Europa, waar hogere marges te rapen vallen. In Boedapest is de grond drie keer goedkoper dan in Brussel, maar de huurprijzen voor kantoren liggen er 10 procent hoger. Immobel mikt sinds kort meer op residentieel vastgoed, wat tot stabielere inkomsten leidt. Bovendien is ook Immobel steeds meer in het buitenland actief, onder meer in Polen en Frankrijk. VGP richt zich op magazijnen, met de focus op Centraal- en Oost-Europa. Een joint venture met de Duitse verzekeraar Allianz brengt ieder jaar meer huurinkomsten op, wat het dividend bij VGP ondersteunt.

Nutsbedrijven

Ondernemingen met voorspelbare en zekere cashflows op de heel lange termijn zijn vaak een veilige investering. Als ze ook een monopoliepositie innemen, is dat een extra troef. Niemand kan concurreren met Elia, de uitbater van het hoogspanningsnet, of met de beheerder van de vervoers- en opslagcapaciteit voor aardgas Fluxys Belgium.

Door de recente koersexplosie is het nettorendement van Elia gezakt tot iets minder dan 2 procent. Daartegenover staat dat Elia dankzij de expansie in het buitenland ook nog groeit. Fluxys Belgium biedt netto 3,5 procent. De inkomsten zijn sterk gereguleerd. Maar voor beide geldt: hoe meer ze investeren, hoe meer inkomsten ze binnenrijven. De schulden liggen bij beide relatief hoog, maar door de vaste inkomsten is dat geen probleem. Bovendien financieren ze zich als semi-staatsbedrijven tegen bodemrentes.

TINC - The Infrastructure Company - participeert in bedrijven die actief zijn in infrastructuur, gaande van wegen, sluizen en wind- en zonne-energie tot zelfs vakantiebungalows en een parking. De deelnemingen leveren duurzame kasstromen voor de lange termijn op. Vaak lopen de contracten tot 30 jaar en langer. TINC levert 2,8 procent nettodividendrendement en wil de uitkering mee laten evolueren met de inflatie.

Coöperatieve aandelen

Een apart soort aandelen zijn de coöperatieve aandelen. In tegenstelling tot gewone aandelen hebben coöperatieve aandelen in normale omstandigheden een vaste nominale waarde en zijn ze dus kapitaalvast. Het totale rendement wordt in principe uitsluitend bepaald door het dividend.

Verscheidene coöperatieve aandelen keren in 2019 een nettodividend uit van meer dan 2,86 procent bruto of 2 procent netto. Bij de bankencoöperaties Cera en CrelanCo bleef het brutodividend stabiel op 3 procent. Limburg Wind en Wase Wind, die groene energie produceren, keren net als vorig jaar een dividend uit van respectievelijk 3,75 en 5,50 procent.

Maar net als voor een gewoon aandeel is het dividend niet gegarandeerd. Ecopower boekte voor het eerst verlies en schrapte daarom zijn dividend. De producent van hernieuwbare energie verwijst onder meer naar de naweeën van de afschaffing van gratis elektriciteit en het tekort aan voorzieningen voor de bijdrage tot het energiefonds. Coöperatieve aandelen zijn ook minder vlot verhandelbaar dan beursgenoteerde aandelen.

Beurstracker

Wie voor de heel lange termijn wil investeren, bereid is de grillen van de beurs te ondergaan, en ieder jaar een uitkering wil, kan terecht bij beurstrackers die de ontvangen dividenden uitkeren, de zogeheten Exchange Traded Funds (ETF’s) van het distributietype. Spelers als ishares en Lyxor bieden dit soort trackers aan.

Verschillende studies hebben al aangetoond dat aandelen bij de beste investeringen horen als u lang genoeg kunt wachten. Soms is dat zelfs heel lang. Na de Grote Depressie van de jaren 30 was het tientallen jaren wachten op een goed rendement, maar dat blijft een grote uitzondering.

De MSCI World levert als wereldindex de grootste diversificatie op. Het dividendrendement is goed voor 2,5 procent bruto of 1,75 procent netto. Een Europese beurstracker als de Stoxx600 brengt meer op, en haalt met 2,66 procent netto wel onze grens. Het rendement hangt vanzelfsprekend af van de dividenden die de bedrijven betalen, en dus ook van de economische groei en de bedrijfswinsten.

Als Donald Trump snel een akkoord sluit met zijn Chinese evenknie Xi Jinping, komt dat wel goed.

DISCLAIMER

Lees gratis verder
Nadat u onderstaand formulier heeft ingevuld, heeft u toegang tot de rest van dit artikel.
Lees gratis verder
U heeft nu toegang tot de rest van het artikel.
* Er ging iets mis met het versturen van het formulier. Probeer het aub nog een keer.
Terug naar blog overzicht